WETENSCHAPPELIJKE ONDERBOUWING
titel

 

   

Achtergrond van de behandeling
Bij volwassenen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is cognitieve gedragstherapie het meest onderzocht (Bisson, Ehlers, Matthews, Pilling, Richards & Turner, 2007). In cognitieve gedragstherapie wordt door middel van gesprekken het verhaal van het trauma gereconstrueerd (exposure) en worden de disfunctionele gedachtes over zichzelf, anderen of de wereld veranderd (cognitieve herstructurering).

depressief

Schrijftherapie is een voorbeeld van effectieve cognitieve gedragstherapie bij volwassenen met PTSS. Uit onderzoek bij volwassenen is deze behandeling even effectief gebleken als reguliere cognitieve gedragstherapie (Van Emmerik, Kamphuis & Emmelkamp, 2008). In de schrijftherapie wordt de cliënt gevraagd in huiswerkopdrachten de traumatische gebeurtenis op te schrijven. Bij dit schrijven zijn, net als bij de reguliere cognitieve gedragstherapie, het reconstrueren van het trauma en het veranderen van de disfunctionele gedachtes de belangrijke elementen. Voordeel van behandelingen met schrijftherapie is dat het eindproduct, het verhaal van het trauma, gedeeld kan worden met belangrijke anderen; dit wordt ook wel social sharing genoemd (Lange, Schoutrop, Schrieken & Van de Ven, 2002; Lange, Van de Ven, Schrieken & Emmelkamp, 2001). Ook op de lange termijn zijn er positieve effecten van de schrijftherapie bekend (Lange, Van de Ven, Schrieken & Emmelkamp, 2004). Voor volwassenen is een effectieve schrijftherapie via internet ontwikkeld (Interapy; Lange, Rietdijk, Hudcovicova, Van de Ven, Schrieken & Emmelkamp, 2003).
Bij kinderen zijn een aantal onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van cognitief-gedragstherapeutische schrijftherapie. Het eerste onderzoek naar de effectiviteit van deze cognitief-gedragstherapeutische schrijftherapie (Writejunior) is in 2008 afgerond en de resultaten zijn veelbelovend (Van der Oord, Lucassen, Van Emmerik & Emmelkamp, 2008). Een groot RCT onderzoek is in 2017 afgerond ( de Roos e.a., 2017). Hierbij werden wachtlijst conditie, EMDR en WRITEjunior bij eenmalig getraumatiseerde kinderen en adolescenten met PTSS vergeleken.

Er zijn verschillende studies gedaan naar de effectiviteit van reguliere cognitieve gedragstherapie bij kinderen met PTSS (zie: Deblinger, Lippmann & Steer, 1996; Cohen, Mannarino & Staron, 2006; Cohen, Deblinger, Mannarino & Steer, 2004; King, Tonge, Mullen e.a., 2000; Smith, Yule, Perrin, Tranah, Dalgleish & Clark, 2007; Stein, Jaycox, Kataoka e.a., 2003). Deze onderzoeken laten zien dat cognitieve gedragstherapie op de korte en op de lange termijn significant effectiever is dan een wachtlijstcontrole, een steunende behandeling of een kindgerichte therapie.
De in dit protocol uiteengezette schrijftherapie voor kinderen (WRITEjunior) bevat dezelfde cognitief-gedragstherapeutische elementen als de behandeling voor volwassenen; de behandeling is echter aangepast aan de ontwikkelingsfase van het kind (Lucassen en van der Oord, 2012). Deze schrijftherapie is kortdurend en directief. Net als bij behandeling van volwassenen met PTSS, zijn de belangrijke elementen: het reconstrueren van het trauma, het veranderen van de disfunctionele gedachten (cognitieve herstructurering) en het delen van het verhaal van het trauma met belangrijke anderen (social sharing).

Behandeling
Writejunior schrijftherapie voor getraumatiseerde kinderen van 4-18 jaar.
Deze schrijftherapie is een directieve, cognitief-gedragstherapeutische, kortdurende behandeling voor getraumatiseerde kinderen en adolescenten van 4-18 jaar. De drie werkzame factoren die ten grondslag liggen aan deze behandeling zijn: exposure, cognitieve herstructurering en social sharing. Met kinderen en jongeren van 8-18 jaar wordt, samen met de therapeut, met de computer gewerkt. Voor kinderen van 4-7 jaar wordt een stripverhaal gemaakt met tekeningen van de kinderen en geschreven tekst van de therapeut.
Het doel van schrijftherapie is het verwerken van de traumatische ervaringen, het veranderen van disfunctionele cognities over zichzelf, anderen en de wereld (cognitieve herstructurering), en het aanleren van copinggedrag in het heden en voor de toekomst.
Dit protocol geeft de therapeut handvatten voor de behandeling; intervisie en supervisie worden daarnaast wel aanbevolen. Per soort trauma zullen de onderwerpen die aan bod kunnen komen, uiteengezet worden en geïllustreerd worden met voorbeelden. Gedegen kenis van cognitieve gedragstherapie wordt bij de therapeut verondersteld aanwezig te zijn en de tweedaagse training wordt zeer aanbevolen.

 

 

Werkzame therapeutische factoren
Exposure, cognitieve herstructurering en  social sharing
Er zijn drie werkzame factoren in Writejunior schrijftherapie: exposure, cognitieve herstructurering en social sharing. Dit zijn factoren die ook in andere veelgebruikte traumabehandelingen voor kinderen en voor volwassenen terugkomen (zoals het ‘opvangmodel’ (Eland e.a., 2000), EMDR (Beer & de Roos, 2017) en Interapy (Lange e.a., 2001).
De bedoeling van de exposure is dat er gedetailleerd geschreven wordt over de feiten en de daarbij behorende gedachten en gevoelens. Omdat de traumatische ervaring zo overweldigend en schokkend was, heeft het kind – uit zelfbescherming – zijn gedachten en gevoelens losgekoppeld van de feitelijke gebeurtenissen. In therapie komen ze uit zichzelf vrij makkelijk met de feiten op de proppen, maar is het voor hen moeilijker om gevoelens en gedachten te uiten. De therapeut helpt het kind zijn gevoelens en gedachten te verwoorden en deze opnieuw te koppelen aan het verhaal over de traumatische ervaringen. Op deze manier wordt het verhaal compleet en kan het een plaats krijgen in het levensverhaal van het kind.
Bij de cognitieve herstructurering plaats wordt samen met het kind bekeken op welke manier hij tegen de traumatische ervaringen kan aankijken zodat hij er verder mee kan leven en zich geen machteloos slachtoffer voelt, maar het gevoel van controle over zijn leven terugkrijgt. Belangrijk onderdeel hiervan is het veranderen van de disfunctionele gedachten over zichzelf, anderen en de wereld. Vervolgens worden copingmechanismen in het hier en nu en voor de toekomst beschreven.
Bij zowel de exposure als de cognitieve herstructurering geeft de therapeut tijdens het schrijven ook psycho-educatie; op deze manier wordt het kind geholpen de traumatische ervaringen in een kader te plaatsen.
Tot slot is er, na afloop van het schrijven van het verhaal, aandacht voor social sharing. Op dat moment wordt samen met het kind en ouders bepaald wie het verhaal mogen lezen. Op die manier krijgt het kind erkenning voor zijn werk, maar vooral ook erkenning, steun en begrip voor de moeilijke tijd die hij heeft doorgemaakt.